Eenendertig

Het was een jaar geleden dat Grace haar zoon voor het laatst gezien had. Naarmate het kerstfeest naderde, koesterde ze tegen beter weten in de hoop dat Patrick en Morgan nu elke dag konden arriveren – dat was God haar toch zeker wel schuldig! Ze stond zichzelf niet toe te denken aan de ontberingen die ze zouden doorstaan als ze in deze tijd van het jaar de oceaan overstaken. Mary Kate en zijzelf hadden de reis overleefd en zij zouden het ook overleven. Ze sprak met niemand over deze hoop en dus groeide die ongehinderd, tot ze begon te geloven dat hun aankomst werkelijk ophanden was.

Heimelijk spaarde ze extra voedsel en tabak op voor haar vader, bepaalde waar hij zou slapen, vulde een hoofdkussen voor hem; ze naaide een blouse en broek voor haar zoon die nu wel zou lopen, kocht een etenskommetje en beker voor hem en dong af op een stel houten blokken, die ze in de hoek onder haar bed verstopte. Verschillende malen per dag sprong de vreugde in haar op als een luchtbel die in haar keel bleef hangen, zodat ze er bijna van ging zweven.

‘Aye, jij zit vol geheimen, of niet soms?’ Sean kreeg haar te pakken toen ze van de markt binnenkwam met rode wangen en doorweekte laarzen van de half gesmolten sneeuw. ‘Voor mij kun je niets verbergen.’

‘Alleen voorbereidingen voor het kerstfeest, dat is alles.’ Ze hield zich bezig met de dingen in haar mand.

‘Wat je me nou vertelt, is maar een deel van de waarheid.’ Hij nam haar speels taxerend op. ‘Maar ik zal het je makkelijk maken, op voorwaarde dat er op kerstmorgen een groots cadeau voor me is.’

Ze lachte. Ze had zijn cadeau al: het vierde boek van de Leatherstocking Tales door meneer Cooper. Sean was in de ban geraakt van deze verhalen over het wilde Westen en nu zou hij The Pathfinder krijgen om zijn serie compleet te maken.

‘Wat zullen we doen tijdens de kerstdagen?’ Ze hing haar zware mantel bij het vuur te drogen. ‘Gaan we naar de kerk? Dugan heeft ons uitgenodigd voor de mis in Saint Patrick’s. We zouden ook naar de Grace Church kunnen gaan als je dat wilt.’

Een geërgerde blik flitste over Seans gezicht. ‘Dat is volgens mij allemaal zinloos – dat weet je best.’

‘Ga je dan met juffrouw Osgoode mee?’ Ze probeerde haar eigen ergernis te verbergen.

‘Jij mag ook komen,’ bood hij aan. ‘Ik wou dat je dat deed, Grace. We kunnen de kinderen meenemen. Je zult ervan genieten.’

Grace worstelde met haar tegenzin. ‘Hoeveel Ieren zijn er in die groep?’

Sean keek haar teleurgesteld aan. ‘Je kent het antwoord al: niet veel. Maar dat geeft niets. We zijn daar allemaal Amerikanen, allemaal Heiligen.’

‘Nou, ik ben gewoon een Ierse en dat vind ik prima.’ Ze kwam bij het vuur vandaan en ging tegenover hem zitten. ‘En ik mis jouw Ierse vrienden. We zien hen bijna nooit meer.’

‘Waar heb je het in vredesnaam over? Ben je niet elke avond omringd door Ieren, hier?’

‘Je weet best wat ik bedoel. Wat is er met je vrienden bij de krant gebeurd – meneer O’Sullivan en zo? Waar zijn de jongens van de Irish Society gebleven? Niemand komt jou nog opzoeken, behalve Danny Young.’ Ze hief uitdagend haar kin op. ‘Wil je soms van de Ieren af? Zijn we niet goed genoeg meer voor je?’

Sean sloeg met zijn vuist op tafel. Grace kreeg opeens een visioen van haar vader die precies hetzelfde deed op de avond waarop hij haar verloving met Bram Donnelly aangekondigd had – Patrick zei dat hij een Ier was, in naam van God! Dat was zijn godsdienst! En dat zou die van zijn kinderen ook moeten zijn, als ze hun verstand gebruikten.

‘Ben je helemaal gek geworden?’ Hij klonk ook precies als hun vader. ‘Het is onmogelijk om van de Ieren af te komen! Ik word er elke dag aan herinnerd hoe Iers ik ben, als ik weer een tekening zie van een of andere voddenraper met een apengezicht, een fles in de ene en een aardappel in de andere hand. “Ieren in Amerika,” staat er, “even gelukkig als de varkens waar ze bij slapen.” Of van de dienstmeiden – die allemaal Brigid of Colleen heten, nota bene, alsof we geen andere namen voor onze vrouwen hebben – die hun mevrouw een vraag stellen waarop elk kind het antwoord zou weten.’

Hij schudde vol afkeer zijn hoofd. ‘Maar ze halen het zich zelf op de hals, weet je. Zoals ze de domme, zorgeloze Paddy uithangen. Ik word doodziek van de Ieren die zich onnozel gedragen en stomme dingen uitspoken, en de rest van ons ervoor laten opdraaien,’ zei hij kwaad. ‘Als ik een winkel binnenkom, kijken ze eerst naar mijn gezicht, dan naar mijn been en vervolgens wijzen ze op het bordje waarop staat: “Geen Werk Voor Ieren.” “Ik heb geen werk nodig,” zeg ik tegen hen. “Ik wil wat kopen.” “Koop het hiernaast maar,” zeggen ze dan. “Wij doen geen zaken met Ieren.”’

Grace leunde verbijsterd achterover. Zelf merkte ze de wreedheid van deze stad ten opzichte van de Ieren voortdurend op, maar ze had gedacht dat Sean zich daar niet bewust van was. Ze had aangenomen dat hij zich bewoog in een wereld vol idealen, ver verheven boven de bittere onwetendheid van de straat.

‘Schaam jij je dan?’ vroeg ze zachtjes.

‘Nee. Ik schaam me niet. Ik ben kwaad,’ verklaarde hij. ‘En ik ben het zat. Ik ben de Ieren die op hun rug gaan liggen terwijl ze moeten opstaan zat. Ik ben het zat om te zien hoe ze elke keer opnieuw verslagen worden, hoe ze respect eisen, maar nooit terugslaan – of te laat terugslaan met te weinig mensen. Hoe ze een verloren strijd strijden. Altijd verliezen. Het is alsof we geboren zijn om andermans voetveeg te worden.’ Hij sloeg met zijn vlakke hand op de tafel. ‘Al het werk dat we gedaan hebben. Alle levens die opgeofferd zijn – waarvoor? Toen de verrassingsaanval mislukte en ze allemaal gearresteerd werden, de een na de ander…’ Hij zweeg, verslagen.

‘Maar ze gaan dood van de honger, Sean.’ Grace leunde weer voorover. ‘Ze kunnen nauwelijks over een veld marcheren, laat staan een gevecht leveren. Zo zit het nou eenmaal; misschien hadden we moeten wachten.’

‘Wachten! Waarop?’ vroeg hij bitter. ‘Op het eind van de hongersnood? We hebben in Ierland altijd honger gehad, en dat zullen we altijd hebben. Wachten tot de koortsen afgelopen zijn, tot de mannen sterk geworden zijn, wachten op wapens en eten? Poeh. Wij sturen geld en wapens, maar alles wordt bij de haven in beslag genomen. Wij sturen eten, maar het verdwijnt voordat degenen die het nodig hebben er een hap van gezien hebben.’

‘Beweer je soms dat we het moeten opgeven, na alles wat we overleefd hebben? Denk er eens over na! Elizabeth I, Cromwell, voortdurende invasies en altijd blootgesteld aan koortsen, hongersnoden en verschrikkelijke armoe. Dat hebben we onszelf niet aangedaan, weet je. Daar is eeuwenlang aan gewerkt!’ argumenteerde Grace.

‘Dat hebben we onszelf wél aangedaan!’ snauwde hij. ‘We hebben toegelaten dat ze ons land plunderden, onze bossen omhakten, onze koningen tot paupers maakten, onze godsdienst belasterden. En al die tijd namen wij beleefd onze hoed voor hen af en boden hun een glas van ons beste Uisage batha* aan. De Ieren zijn domme stijfkoppen, Grace, dat is de treurige waarheid. Zelfs door een oceaan over te steken kunnen we daar niet aan ontsnappen.’

Grace keek hem verontwaardigd aan. Stijfkoppen? Misschien. Maar dom? ‘Ik geloof mijn oren niet,’ berispte ze. ‘Jouw hoofd zit zo ingepakt in die nieuwe godsdienst van je, dat je uit het oog verloren bent wie je werkelijk bent, wie wij zijn! Nee, ontken het maar niet!’ waarschuwde ze. ‘Jij hebt alleen maar medelijden met jezelf. Geen werk voor Ieren? Wanneer heb jij hier ooit naar een baantje hoeven zoeken? Nou?’ Ze wachtte niet op antwoord. ‘Nooit! Jij kreeg een baan aangeboden zodra je van de boot stapte, bij een krant nota bene – en waarom? Omdat je een Ier bent! Omdat je intelligent bent! En zijn er soms geen andere intelligente Ieren aan het werk hier? Of ergens anders, trouwens? Ben jij soms de enige Ier in de hele wereld die het zout in de pap waard is?’ Ze duwde haar stoel achteruit en stond op. ‘Ik zal jou eens wat vertellen, broer. Als je het mij vraagt, is er maar één domme stijfkop van een Ier in deze stad, en die zit hier voor me. Ik heb me nog nooit van mijn leven voor een Ier geschaamd, maar nu wel. Op een dag zal Ierland vrij zijn en dan zullen die woorden je berouwen.’

‘Ierland zal nooit vrij zijn. Er zit geen pit meer in; alle fatsoenlijke mannen zijn dood of vertrokken.’ Hij keek naar haar op. ‘En zelfs als Ierland vrij zou zijn, zou ik niet teruggaan. Nooit meer. Ik was niemand in Ierland. Een kreupele die met stukwerk bij de haard de kost verdiende, zonder kans op iets beters. Hier kan ik iets bereiken, ondanks…’ Hij zweeg even. ‘Ik ben een Amerikaan, Grace. Dat ben ik geworden.’

‘Aye.’ Ze deed haar armen over elkaar. ‘En dat is dan ook alles.’ Kende ze hem eigenlijk nog wel? vroeg ze zich af.

Hij sloot zijn ogen en ze zag de vermoeidheid in zijn verslapte wangen, zijn zwaarmoedige mond. ‘Het spijt me.’ Hij keek haar weer aan. ‘Ik wil geen ruzie met je maken. Ik had dat allemaal niet moeten zeggen.’

Ze fronste haar wenkbrauwen; ze wilde hem vergeven, maar was er niet helemaal toe in staat.

‘Eigenlijk,’ begon hij; hij aarzelde even en dwong zichzelf toen verder te gaan, ‘om je de waarheid te zeggen: de mensen voor wie ik werk, beginnen zich af te vragen of de Ierse revolutie hun toewijding wel waard is. Abolitionisme neemt tegenwoordig al hun gedachten in beslag; het maakt niet uit dat er in het zuiden maar half zoveel slaven zijn als in Ierland.’ Hij zuchtte. ‘Ik wilde het niet vertellen, om jou er niet mee te belasten, maar er is gewoon niet zo veel werk voor me, de laatste tijd.’

Graces armen zakten naar beneden; ze ging weer zitten.

Hij hield zijn blik gericht op zijn handen die hij plat, met gespreide vingers, op tafel gelegd had. ‘Dus valt het me de laatste tijd nogal op in hoeveel etalages het bordje “Geen Werk Voor Ieren” staat, en ik begin te beseffen dat, als er niets bijzonders gebeurt, mijn gezicht en mijn accent me in de weg staan om de kost te blijven verdienen.’

Ze legde haar eigen hand op tafel en raakte zijn vingertoppen met de hare aan.

‘Maar ik ga niet terug naar Ierland, dat meen ik. Hoe moeilijk het ook is, hier heb ik tenminste nog een kans.’ Hij keek haar aan. ‘Ik begin te geloven dat God mijn wanhopige gebeden de laatste tijd heeft beantwoord door me af te snijden van mijn verleden en me te dwingen erover na te denken waarom ik hier in werkelijkheid ben.’ Hij zweeg even nadenkend. ‘Jij vraagt waarom onze vrienden niet meer langskomen. Nou, dat komt omdat ze zich nog steeds vastklampen aan het verleden – aan het feit dat ze Iers zijn, dat ze Ierland moeten redden – terwijl ze hier in Amerika een toekomst zouden moeten opbouwen, een toekomst die gewijd is aan het op een nieuwe manier dienen van God. Nu blijven ze mij uit de weg omdat ik deel uitmaak van iets wat ze niet kunnen begrijpen en dat accepteer ik. Maar ik wil niet dat dat met ons ook gebeurt, Grace.’

Ze vlocht haar vingers tussen de zijne.

‘Ik pretendeer niet dat ik Gods wil begrijp,’ ging hij verder. ‘Maar het is duidelijk dat Hij een bepaalde reden had om me naar Amerika te brengen, en nu heeft Hij me hierheen geleid. Ik denk dat Hij dat ook voor jou wil doen.’

Ze keek onderzoekend naar zijn gezicht, zijn gekwetste blik. O, wat hield ze veel van hem – haar hartstochtelijke, fanatieke broer. Ze dacht aan de hoop die ze in haar hart meedroeg; kon het zo zijn dat God haar gebed niet verhoord had omdat ze zich niet had voorbereid, niet naar haar broer had geluisterd? Toen ze haar ogen sloot, zag ze het verweerde, gerimpelde gezicht van haar vader, het gladde gezichtje van haar zoon. Ze had Sean al in zo veel zaken nagevolgd, haar leven lang al; ze had hem altijd de leiding toevertrouwd omdat hij zo vertrouwelijk met hun Heer wandelde. Hij had haar nog nooit de verkeerde kant op geleid.

‘Goed dan, Sean.’ Ze opende haar ogen. ‘Ik ga met je mee.’

Het leek meer op een gebedsbijeenkomst, dacht Grace, met juffrouw Osgoode blijkbaar aan het hoofd. Na een uur was de samenkomst niet afgelopen, maar veranderd in een algemeen gesprek over aanvallen op de kolonie in Illinois. Sean had Grace verteld over de zendingsstad Nauvoo, het modeldorp dat door Heiligen bestuurd werd; de wetten waren ontleend aan de leer van Smith en van Brigham Young, zijn opvolger. Er waren echter moeilijkheden gerezen en het dorp werd belegerd door mensen van buitenaf, die zich bedreigd voelden en jaloers waren op de welvaart van Nauvoo. Sommigen waren in de oorspronkelijke nederzetting gebleven. Anderen waren onder leiding van Young naar het westen getrokken om een nog grotere gemeenschap te bouwen in de verlaten woestijn van Utah.

Dit onderwerp riep vanavond het grootste enthousiasme op. Sommige kerkgangers waren van plan hun bezittingen te verkopen, het geld aan de kerk te geven en zich te voegen bij de karavaan die met algemene instemming het komend voorjaar zou vertrekken. Grace begreep dat velen familieleden of vrienden hadden die daar al waren. Geïnteresseerd luisterde ze naar de brieven die werden voorgelezen: beschrijvingen van de woestijn, hoeveel er gebouwd was om klaar te zijn voor de winter, hoe het boerenbedrijf was en welke voorraden vooral uit het oosten moesten worden aangevoerd. Ze keek naar Sean, die geheel in beslag genomen werd door een gesprek met Danny Young. Toen hij eindelijk opkeek, was dat om hartelijk naar Marcy Osgoode, die naast Grace zat, te glimlachen.

Toen stonden ze allemaal op en duwden hun stoelen naar achteren. De mannen dreven af naar de ene kant van de ruimte, de vrouwen verzamelden zich aan de andere kant. Marcy gaf Grace een arm en leidde haar naar een groep vrouwen van hun eigen leeftijd – hoewel er ook een aantal getrouwde dames aanwezig was. Die trokken toegeeflijk glimlachend kraagjes recht en stopten losgeraakte plukjes haar in. Zo maakten ze de meisjes op discrete wijze netjes, terwijl ze intussen een oogje hielden op de jonge mannen.

‘Dames,’ kondigde Marcy met haar rustige, bezadigde stem aan, ‘dit is mevrouw Donnelly, de zuster van onze eigen meneer O’Malley; ze is weduwe.’

De anderen bekeken haar nu met levendige belangstelling en ze kreeg een glas limonade aangeboden; ze was dankbaar dat ze iets in haar handen had.

‘U bent zo jong om al weduwe te zijn,’ sprak mevrouw Bishop als eerste. ‘En uw broer zegt dat u kinderen hebt.’

Grace wist nooit zeker wat ze over haar familie zou vertellen; moest ze kleine Morgan wel noemen, die nog in Ierland was? Of Liam, die niet echt van haar was?’ ‘Inderdaad,’ zei ze zwakjes.

‘Dat moet heel zwaar geweest zijn om ze helemaal hierheen mee te nemen, zo alleen.’ De stem van mevrouw Bishop was vol plechtige bezorgdheid. ‘Het is heel vriendelijk van uw broer om u allemaal bij zich in huis te nemen.’

‘Hij is zo’n goed mens,’ verklaarde Marcy en bloosde. ‘Hij is zo gelukkig sinds u aangekomen bent. En zo vol hoop dat u zich bij ons zult aansluiten.’

‘Daar hebben we voor gebeden,’ bracht een jonge vrouw spontaan te berde; daarna sloeg ze haar hand voor haar mond, verlegen tegenover een vreemde.

‘Ja, en ook voor uw kinderen,’ voegde mevrouw Bishop eraan toe.

Alle vrouwen knikten instemmend.

‘Kinderen zijn de toekomst van de eeuwigheid.’ De jonge vrouw haalde haar hand lang genoeg weg om een verrukte glimlach te laten zien.

‘Hebt u zelf dan ook kinderen?’ informeerde Grace beleefd.

‘Nog niet. Maar ik hoop er veel te krijgen. Zo veel als God me schenkt,’ voegde ze er snel aan toe. ‘Ik ga volgende maand trouwen. Met hem.’ Ze wees op de kerel die naast Sean stond.

‘Danny? Gaat u met Danny Young trouwen?’

‘Nou en of!’ riep het meisje uit; toen bloosde ze hevig en haar handen schoten weer naar haar gezicht.

De andere vrouwen lachten vol genegenheid en raakten haar arm aan; ze was populair en er waren heel wat gebeden opgezonden dat de Heer haar een echtgenoot zou schenken.

‘Ellen en Danny hebben zich nog maar kortgeleden verloofd,’ vertelde Marcy aan Grace. ‘We zijn allemaal zo blij voor hen.’

Ellens ogen tintelden van blijdschap. ‘Het ging wel snel, maar als we nu trouwen, kunnen we volgende lente met mijn broers en hun vrouwen meereizen naar Utah. Dan hoeven we niet te wachten tot we later nog eens kunnen gaan.’

Grace beet op haar lip. Dat Danny naar Utah verhuisde, was geen goed nieuws, in aanmerking genomen dat hij veel invloed op haar broer had.

‘Hoeveel mensen gaan er, als ik vragen mag?’

‘Bijna allemaal,’ kondigde mevrouw Bishop trots aan. ‘Mijn man en onze oudste zoon maakten deel uit van de groep die met Brigham Young meetrok. En nu zal de rest van ons gezin zich eindelijk bij hen voegen. Een paar van ons zullen achterblijven – niet iedereen heeft de benodigde financiën al bij elkaar, ziet u.’

Grace slaakte inwendig een zucht van opluchting. Als er geld voor nodig was om met deze groep mee te reizen, zou Sean niet gaan. Nog niet, in elk geval.

‘En natuurlijk is hier ook belangrijk werk te doen, zodat het wenselijk is dat sommigen achterblijven,’ vervolgde mevrouw Bishop. ‘Maar uiteindelijk zullen we allemaal samen in de nieuwe gemeenschap wonen, waar Gods werk in volle ernst kan beginnen. Deze stad is moeilijk voor christenvrouwen, vindt u ook niet, mevrouw Donnelly?’

Grace dacht daar over na. ‘Toen ik uit Ierland vertrok, stierven de mensen van de honger langs de weg en in de armenhuizen. Ik moet zeggen, mevrouw Bishop, dat ik het een zegen vind ergens te zijn waar ik kan werken, eten kan kopen en mijn kinderen kleding en onderdak geven. Het leven in de stad is moeilijk, dat is waar, maar ik geloof dat dat meer te maken heeft met armoede dan met christen-zijn.’

‘Och heden.’ Het gezicht van de matrone verstarde tot een masker van bestudeerde beleefdheid. ‘Ik merk dat u even openhartig bent als uw broer.’

‘Ach, nee.’ Grace koos ervoor haar verkeerd te begrijpen. ‘Sean is briljant, het hoofd van onze familie.’

‘En u bent de handen, neem ik aan.’ Mevrouw Bishops stem klonk sluw. ‘U doet al het werk?’

‘Nee,’ zei Grace voorzichtig. ‘We doen het werk samen. Misschien ben ik het hart,’ voegde ze eraan toe, terwijl ze aan de kinderen dacht.

‘O, dat is prachtig gezegd,’ riep Marcy uit. ‘Vrouwen zijn werkelijk het hart van hun gezin, of niet soms? Dat getuigt van veel inzicht, Grace. Of niet, dames?’

Alle vrouwen knikten en glimlachten Grace hartelijk en bemoedigend toe. Grace glimlachte zwijgend terug; ze besefte dat ze een soort test doorstaan had, maar had geen idee wat dat te betekenen had. Het leek uren te duren voordat Sean met haar mantel kwam en zei dat ze beter naar huis konden gaan, omdat de wegen later nog glibberiger zouden worden.

Hij was de hele weg naar huis bijzonder opgewekt. Hij bleef maar babbelen over meneer Osgoode: dat hij zo’n voortreffelijk mens was en hoe sterk zijn leiderschap was dat de hele gemeenschap inspireerde om naar Utah te verhuizen. Het idee van mensen die als één man samenwerkten om een nieuw bestaan op te bouwen in de woestijn sprak hem, de romanticus, bijzonder aan. Grace merkte het en haar ongerustheid groeide.

‘Ik heb het meisje ontmoet waar Danny Young zich mee verloofd heeft,’ zei ze om Seans stroom van loftuitingen te onderbreken.

‘Ellen LeVang,’ bevestigde hij. ‘Leuk meisje. Goede familie, met een heleboel hardwerkende broers. Ze mogen Danny echt graag.’

‘Zij zegt dat ze met de stoet kolonisten mee zullen gaan.’

‘Aye, hij denkt aan zijn toekomst, die Danny, en het zal een troost voor hem zijn om een goede vrouw te hebben en zo. Hij heeft hier niemand, weet je, en hij is het geknok in de stad moe geworden.’

Ze liepen voorzichtig, rekening houdend met het ijs op de stoep.

‘Ik zal hem missen, dat wel.’

‘Denk jij er dan niet over om mee te gaan?’ Grace hield haar adem in.

Sean stond stokstijf stil en keek haar aan. ‘Natuurlijk niet! Waarom zou ik in vredesnaam helemaal naar Utah gaan?’

‘Je hebt zelf gezegd dat je bij de Heiligen een bestaan wilt opbouwen en ik ken jou, Sean O’Malley; met hen meegaan naar het westen klinkt echt als een avontuur. Daar ben je altijd gek op geweest, of niet soms?’

‘Zo gek ben ik nou ook weer niet.’ Hij zweeg even. ‘Maar ik moet toegeven dat ik aan een kant best mee zou willen, er deel van zou willen uitmaken.’

De moed zonk haar in de schoenen.

Hij stak zijn arm door de hare en ze liepen weer verder. ‘Maar we gaan nergens naartoe tot pa en kleine Morgan komen, en daarmee uit.’

Ze knikte alleen maar, omdat ze haar eigen stem niet vertrouwde.

‘Bovendien,’ ging hij verder, ‘blijft meneer Osgoode achter om toezicht te houden op het omzetten van goederen in geld, en hij heeft mij gevraagd voor hem te werken. Het is betaald werk, veel werk.’

‘Blijft Marcy dan ook?’

‘Natuurlijk! Wat dacht jij dan! Zij zou nooit zonder haar vader gaan. En hij heeft voor haar ook werk te doen.’

‘Ik snap het.’ Ze grijnsde.

‘Ach, je snapt er niets van.’ Hij kneep in haar arm en lachte. ‘Ik mag Marcy graag – dat weet je best. Maar we moeten elkaar nog een stuk beter leren kennen voordat we ooit over trouwen kunnen spreken.’

‘En je zult een heleboel over haar te weten komen, als je zo nauw met haar vader samenwerkt en zo; reken maar,’ plaagde Grace.

Hij lachte opnieuw; Grace was blij hem weer eens zo zorgeloos te zien.

‘Bedankt voor het meegaan, vanavond. Ik wilde dat je het zelf ook eens hoorde en ik wil dat je Marcy leert kennen. Ik vind het belangrijk hoe jij erover denkt, Grace. Je bent mijn zus.’

‘Ik denk dat je niet goed wijs bent, Sean O’Malley, maar ik bén je zus en jij bent mijn broer en we hebben altijd voor elkaar gezorgd, of niet soms?’

‘Zo is het.’ Hij gaf haar een zoen op haar rode wang; zij liet haar hand in de zak van zijn overjas glijden en trok hem dichter naar zich toe.

Ze zochten hun weg door de stad die er heel anders uitzag onder de witte sneeuwdeken, onder een heldere, donkere hemel, verlicht door miljoenen sterren. Paarden met rinkelende bellen wierpen snuivend het hoofd in de nek; het geluid van hun hoeven klonk gedempt terwijl ze stapvoets door de straat gingen. Stelletjes die een avondje uit waren, bleven voor de feestelijke etalages staan, wezen elkaar op wonderlijke dingen en lachten zachtjes achter hun in handschoenen gehulde handen. Kaarslicht stroomde uit kerken naar buiten op de stoep terwijl parochieleden kwamen en gingen met hun manden vol eten voor de behoeftige medemens. Sean en Grace liepen alles en iedereen voorbij naar het licht van hun eigen huis en de mensen die op hen zaten te wachten.

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml